Levenswijze en levenscyclus

Eikenprocessierups heeft zich verspreid over heel Nederland en is te vinden op alle soorten eiken. De eikenprocessievlinder heeft een eenjarige cyclus. De vlinders paren en zetten hun eitjes af op het jonge hout tussen half juli en begin september. De eipakketjes overwinteren tot het uitkomen in het voorjaar. De hoge of lage temperaturen in de winter hebben geen invloed op de eipakketjes. Eind maart en begin april komen de eerste rupsjes uit en voeden zich met het vocht van de knoppen en jonge blaadjes in de boom. Als rupsen vervellen ze vijf keer. Dit gebeurd in een gemiddeld seizoen tussen begin april en eind juni. Bij de zesde vervelling in begin juli gaan ze naar pop stadium waarna de eerste vlinders verschijnen half juli. De vlinders leven maar een paar dagen die in het teken staan van eten en paren. Na de eerste paring worden er tussen de 60 en 200 eitjes afgezet op het jonge hout. Na een tweede paring vliegt het vrouwtje naar een andere locatie om daar ook een eipakketje af te zetten. Dit noemen we risicospreiding.

De rupsen beginnen met het maken van nesten in hun vierde stadium. In een gemiddeld seizoen is dat begin mei. Nesten van de eikenprocessierupsen vinden we in alle delen van eikenbomen. In oksels van de stam naar dikke takken vinden we de meeste nesten omdat ze daar heel veel houvast hebben en ze beschermd zijn tegen de verschillende weersomstandigheden. De nesten zijn zichtbaar als kleine en grotere tennis/voetballen omgeven door spinsel. Vanuit de nesten gaan de rupsen in optocht (vandaar de naam ‘processie’) naar de uiteinden van de takken om de jonge bladeren op te eten. Een kenmerk van de rupsen is dat ze de bladeren tot op de nerf opeten.

Grondnesten

Zijn de omstandigheden in de boom niet goed om een nest te bouwen of wordt de verdere ontwikkeling van de rupsen belemmerd kunnen deze zich verplaatsen naar de onderkant van de stam. Sinds 2010 is in Nederland bekend, (onderzoek Silvia Hellingman) dat ze dan een nest bouwen op de grens van onderkant stam en bovenkant grond. Dit noemen we grondnesten. In deze zogenaamde grondnesten gaat het proces van verpoppen en uitkomen gewoon door. Ook is het mogelijk dat de rupsen langer in het nest blijven en in diapauze gaan mocht dat voor het voorbestaan noodzakelijk zijn. Deze rustpauze is een bekend gegeven in de wereld van de insecten en zal lang of kort duren naar gelang de omstandigheden er om vragen. Door deze rustpauze wordt het moeilijker te voorspellen wanneer de rupsen de gevreesde brandharen krijgen en wanneer er bijvoorbeeld gewaarschuwd of bestreden moet worden. De grondnesten veroorzaken ook overlast voor mens en dier.

Schade en overlast

De eikenprocessierups vormt een probleem waar veel eiken bij elkaar staan. Een kilometerslange weg met aan weerszijden eiken, een woonwijk met veel eiken of een natuurgebied waar eiken de boventoon voeren zijn plekken waar vestiging en verspreiding van deze rupsen eenvoudig is. Rupsen lopen gemakkelijk van boom tot boom, als de takken elkaar raken maar ook over de grond. Bomen kunnen behoorlijk kaalgevreten worden. Niet direct een probleem voor de boom maar het is niet mooi. Waar veel eiken staan kan de plaagdruk hoog worden, en als daar ook nog veel mensen in de buurt wonen, werken of recreëren kan het tot grote overlast leiden.
De harige Eikenprocessierupsen vervellen vijf maal. Vanaf het derde larvenstadium hebben de rupsen microscopisch kleine, giftige brandharen. Een enkele rups heeft 700.000 van deze met het blote oog niet zichtbare haartjes. Het zijn dus niet de duidelijk zichtbare witte haren. De rups verliest deze haren bijvoorbeeld door de wind  maar schiet ze ook af als die zich bedreigt voelt. Deze brandharen veroorzaken veel overlast bij mensen en dieren. De haartjes hebben minuscule weerhaakjes welke kleine wondjes maken waardoor het eiwit thaumetopoeine het lichaam binnen komt. Dit veroorzaakt in de meeste gevallen een allergische reactie zoals heel veel jeuk. In sommige gevallen zelfs tot een anafylactische shock. Doordat de haartjes tot wel 7 jaar actief blijven zijn ook oude nesten een bron van overlast. Deze oude nesten zitten nog vol met brandharen, vervellingshuidjes en poprestanten. Naast mensen kunnen ook dieren veel overlast ondervinden. Ieder jaar zijn er meldingen van schapen, paarden en koeien met problemen. Onder de dieren zijn honden de grootste slachtoffers.

Monitoring

Om tot een juiste aanpak te komen van de plaagbeheersing en plaagbestrijding, is het van groot belang om de ontwikkeling van de rupsen per jaar te volgen, te monitoren. Daarvoor heeft Biocontrole vallen met lokstof (vrouwelijk sexe-feromoon). Deze vallen worden opgehangen bij risicoplekken zoals scholen, recreatieterreinen, toeristische attracties of drukke fietspaden. De mannelijke vlinders worden in de val gelokt. Door meerdere jaren de vangsten per val te bekijken en te tellen is het verloop van de plaag goed te volgen. Deze resultaten helpen de gemeente of terreinbeheerder om het beleid van plaagbeheersing en plaagbestrijding te onderbouwen.
Op twee plaatsen in Nederland zijn eikenprocessierups-waarnemingsstations, in Dieverbrug en in Mill. Daar wordt in het voorjaar de ontwikkeling van de rupsen gevolgd. Naar aanleiding van deze waarnemingen kan een goed advies gegeven worden over het juiste bestrijdingsmoment van de rupsen.

Bestrijding

Om de rupsen te bestrijden heeft Biocontrole een oplossing in de vorm van insect-parasitaire nematoden of aaltjes. Deze aaltjes worden met speciale apparatuur in de bomen gespoten, in een zeer fijnen nevel. De aaltjes dringen de rupsen binnen, zetten er een bacterie af waarvan de rupsen ziek worden en doodgaan. Het spuiten in de avond en nacht is noodzakelijk omdat de aaltjes UV gevoelig zijn. De aaltjes worden alvorens ze in de bomen gespoten worden gemengd met een gel. Deze gel voorkomt uitdroging en zorgt er zo voor dat de aaltjes langer de tijd krijgen om de rupsen op te zoeken en deze te infecteren.
Deze bestrijding vind plaats als de jonge rupsen in hun eerste stadia zijn. Ze hebben dan nog geen brandharen en vormen dus geen gevaar voor de personen die de bestrijding uitvoeren. Ook zijn er zo vroeg in het nieuwe seizoen nog geen andere rupsen in de eikenbomen aanwezig waardoor deze dus gespaard blijven. Insect-parasitaire aaltjes zijn 100% biologisch en onschadelijk voor mensen en dieren.
Een andere biologische oplossing zijn gaasvlieglarven die worden geleverd in speciale kweekzakjes, die in de bomen uitgehangen kunnen worden. Bij een warm voorjaar kunnen inheemse lieveheersbeestjes ook ingezet worden als natuurlijke vijand.

Biodiversiteit

Eikenprocessierupsen hebben biologische vijanden die spontaan in de natuur aanwezig zijn. Deze natuurlijke vijanden kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren aan het beheersen van Eikenprocessierups. Helaas zijn deze natuurlijke vijanden niet altijd voldoende aanwezig in de buurt van de plaag. Natuurlijke vijanden kunnen uitgezet worden, maar ze zullen zich niet altijd handhaven. Het is daarom belangrijk aandacht te besteden aan bijvoorbeeld de onderbeplanting bij eikenbomen. Diversiteit in de plantopstanden is een goede methode om het uit de hand lopen van dit soort plagen te voorkomen. Verschillende planten die met elkaar over een langere periode in bloei staan trekken diverse nuttige insecten aan die de rupsen op het menu hebben staan. Door dit soort beplanting te bevorderen en goed te onderhouden kan er een natuurlijk evenwicht ontstaan wat bijdraagt aan het beheersen van de plaag.

Cursus Eikenprocessierups

Biocontrole heeft in de loop der jaren een uitgebreide expertise opgebouwd met betrekking tot de biologie en bestrijding van Eikenprocessierups. Die kennis dragen we uit in de vorm van een cursus die wij samen met het KAD (Kennis- en Adviescentrum Dierplagen) in Wageningen ontwikkeld hebben. Deze EPR cursus is bedoeld voor beleidsmakers en uitvoerenden om de kennis over de eikenprocessierups, de ecologie van het dier, de risico’s voor de volksgezondheid en mogelijke wijze van preventie en bestrijding te vergroten. Ook is het mogelijk deze cursus, eventueel in een aangepaste versie te verzorgen op locatie. Denk daarbij aan gemeentelijke medewerkers groenvoorziening, aannemers, hoveniers en beheerders recreatieterreinen en dierentuinen.