Algemene informatie

Bladluizen (Aphidoidea) zijn kleine, gele, groene of zwarte plantenetende insecten. Bladluizen zijn een halve tot zeven millimeter lang. Zij voeden zich via hun stekende en zuigende monddelen (stiletten) met plantensappen. Het plantensap stroomt door de zeefvaten van de plant en staat onder hoge druk. Het wordt door de plant in het voedselkanaal van de bladluis geperst zodra de stiletten een zeefvat aanprikken.
Bladluizen zitten meestal op groeipunten zoals de toppen van jonge stengels met groeiend blad en bloemknoppen omdat de sapstroom daar veel voedingstoffen bevat, nodig voor de groei van de plant.
In de lente brengen vleugelloze vrouwtjes andere vrouwtjes voort. Ze hebben wel of geen vleugels al naargelang de hoeveelheid voedsel die er beschikbaar is. Ook de weersomstandigheden spelen een rol. De bladluizen die kunnen vliegen, gebruiken luchtstroming om zich van de ene naar de andere plant te verplaatsen. Ook mieren verhuizen bladluizen naar andere planten. Vervolgens stichten ze weer nieuwe kolonies.

Bestrijding

Bladluizen kunnen uitstekend worden bestreden door hun natuurlijke vijand het lieveheersbeestje. Zowel de larven als de lieveheersbeestjes zelf zijn bij uitstek de natuurlijke vijanden van bladluizen. In Nederland kunnen de inheemse soorten 2-stippelige en 7-stippelige lieveheersbeestjes en hun larven worden uitgezet.
De larven van lieveheersbeestjes worden al jaren zeer succesvol ingezet voor de bestrijding van bladluizen in tuinen, openbaar groen en kwekerijen. Ook de volwassen lieveheersbeestjes leven van bladluizen. Ze leggen hun eitjes in bladluizenkolonies. Als de jonge larven uitkomen gaan ze direct op zoek naar bladluizen.

Lieveheersbeestjes in bomen

De meest geschikte soort hiervoor is de Adalia bipunctata (inheems 2 stippelig lieveheersbeestje). De volwassen lieveheersbeestjes en hun larven kunnen overleven op vlindereieren en jonge rupsen. Soms pakken ze ook wol- en dopluizen.
De larven zoeken zelf de bladluizen op. De larven zullen op een gegeven moment verpoppen en de pas geboren lieveheersbeestjes zullen een nieuwe generatie vormen die weer op zoek gaat naar nieuwe bladluizen.

Bestrijding met gaasvliegen

De gaasvlieg Chrysoperla carnea is een inheems insect dat in de natuur leeft, maar ook spontaan in kassen voorkomt. De larven zijn uitermate vraatzuchtig en efficiënte bestrijders van bladluis, vlindereieren, jonge rupsen, spint, trips, wittevlieg, cicades en ook wolluis. In gewassen waar crawlers van dopluizen aanwezig zijn, zullen de gaasvliegenlarven deze ook aanvallen.
De volwassen gaasvliegen zijn lichtgroene insecten met lange, transparante, fijn vleugels en goudkleurige ogen.
De volwassen gaasvlieg leeft van nectar, honingdauw en pollen. De gaasvlieg produceert, 2 -3 generaties in de natuur. De vrouwtjes leggen in het voorjaar ca 20 eieren per dag aan de onderkant van het blad. De eitjes worden op korte steeltjes afgezet.
De larven komen al na 3 dagen uit. Vooral in het derde larve stadium is de gaasvlieg zeer vraatzuchtig. In totaal kan een larven circa 50 bladluizen per dag eten. Ontwikkeling van ei tot vlieg duurt ongeveer 16 dagen.

Periode van bestrijding

In principe kunnen tot september lieveheersbeestjes worden uitgezet. Het beste tijdstip is echter vanaf begin mei als de eerste bladluizen zich aandienen. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de temperatuur. De temperatuur moet minstens 15º C zijn om ervoor te zorgen dat de larven meteen actief worden op het moment dat ze worden uitgezet.