Informatie over de rouwvlieglarven

Rouwvlieglarven zijn de larven van de rouwvlieg. Rouwvliegen zijn geen vliegen, maar muggen. In Nederland komt een aantal soorten voor, zoals de Bibio hortulanusBibio marci (Maartse vlieg) en Dilophus febrilis. Al deze soorten vliegen in het voorjaar.
De Dilophus febrilis, ook gewone rouwvlieg genoemd kan zeer massaal voorkomen, met name op gras.
De larven van rouwvliegen worden vaak met emelten (larven van langpootmuggen) verward. Echter de larven van rouwvliegen zijn veel kleiner, hebben een duidelijke zwarte kop. Ze zijn meestal in groepen te vinden.

De rouwvlieg zelf

Volwassen rouwvliegen zijn ca 5 mm lang en zwartbehaard. Rouwvliegen ontwikkelen twee generaties per jaar.
De eerste generatie vliegt van eind april tot juni. Van half augustus tot half september vliegt de tweede generatie.

 

De vrouwtjes van de rouwvliegen leggen hun eitjes bij voorkeur in humusrijke grond, compost, mesthopen en rottende bladeren. Ongeveer drie weken later komen hieruit de grauwbruine larven met een donkerbruine/zwarte glanzende kop. De larven leven in groepjes en voeden zich aanvankelijk met dode plantenresten. Als de populatie groot wordt vreten ze ook de levende planten aan. Wanneer de larven 10-12 mm groot zijn, zijn ze volwassen. Ze verpoppen dan. De poppen zijn eerst wit, later worden de kop en borststuk donkerder.
De larven die uit de eitjes van de tweede generatie komen, overwinteren. Na de winter, februari-maart, ontwikkelen deze larven zich verder en dan ontstaat ook de meeste schade.

Plaagherkenning

De rouwvlieglarven vreten aan de wortelhals van grassen waardoor het groeipunt afsterft. Ze zijn meestal in groepen te vinden. In het  gras treft men groepjes van ca. 100 larven aan. Bij ernstige aantasting kunnen grote oppervlakken gras geheel los komen te liggen. Na verdroging waait het losse gras weg zodat er slechts kale grond overblijft. Bij minder ernstige, plaatselijke aantasting ziet men het gras eerst enigszins zwart verkleuren waarna het al spoedig afsterft. Kijkt men rondom het groeipunt van de grasplant of graspol dan kan men vele tientallen larven aantreffen. Rouwvlieglarven komen op alle soorten gras in alle situaties voor. In perioden met weinig grasgroei, zoals de herfst en het vroege voorjaar, is de kans op schade het grootst.
Ook in moestuinen herstelt de schade niet van rouwvlieglarven. Zaailingen en jonge planten die door rouwvlieglarven worden beschadigd herstellen niet meer. Ook in siergewassen en fruit kan men larven van rouwvliegen aantreffen, die ook wel eens aan de haarwortels willen eten. Hier ontstaat zelden grote schade.

Bestrijding

De rouwvlieglarven zijn zeer goed te bestrijden met insectparasitaire nematoden Steinernema feltiae. Insectparasitaire nematoden (ook wel aaltjes genoemd – niet te verwarren met schadelijk plantparasitaire aaltjes) zijn microscopisch kleine aaltjes die in symbiose leven met een bacterie. Eenmaal in de bodem uitgezet zoeken ze de rouwvlieglarven op en dringen de larven in. Eenmaal binnen scheiden de nematoden een bacterie af die de larven doodt. In de dode larven ontstaat een nieuwe generatie nematoden die op zoek gaan naar nieuwe rouwvlieglarven om ze te infecteren. Insectparasitaire nematoden kunnen niet lang buiten een “gastheer” overleven. Zijn er geen prooien meer, dan sterven de nematoden. Insectparasitaire nematoden komen van origine voor in onze bodem en zijn daarom ook opgenomen in de Flora- en Faunawet als beschermde bodembewoners. Deze aaltjes zijn ongevaarlijk voor mens, dier, milieu en nuttige insecten.

Periode van bestrijding

Rouwvlieglarven kunnen vanaf juni tot oktober worden bestreden met nematoden. In bepaalde gevallen, als de  bodemtemperatuur boven 6º C is, kan in maart al een bestrijding plaatsvinden om te voorkomen dat de larven gaan verpoppen.